Lisette Emmink en Simon Stelling
Richard Strauss, Mahler, Rodrigo, Brahms, Fauré, Duparc, Ravel, De Falla.
Met pianist (organist en dirigent) Simon Stelling zing Lisette o.m. de wonderschone en ontroerende ” Vier Letzte Lieder” van Richard Strauss
Deze liederen zijn doorgaans slechts in de grote concertzalen met orkest bezetting te horen maar zelden zult U deze liederen zo kunnen beleven: intiem gezongen van dichtbij met slechts delicate piano begeleiding.
Bij geen enkel programma hebben wij eerder beleefd dat een deel van het publiek zo ontroerd was dat ze verklaarde liever met een hoofd en hart vol muziek direct naar huis te willen gaan dan deze ervaring te laten vervliegen door het meer luchtige programma van na de pauze met de kleurrijke liederen van Fauré, Duparc, Ravel, De Falla en Rodrigo. Sindsdien beëindigen we het programma met Richard Strauss als hoogtepunt.
Meer over die Vier Letzte Lieder van Richard Strauss
Over Lisette en Simon
De samenwerking met Simon gaat zelfs terug naar de middelbare school waar zij al snel opvielen vanwege hun muzikale capaciteiten en daarom vele jaren alle evenementen muzikaal hebben aangekleed.
Simon is naast begeleider beslist ook een solist wat in deze combinatie tot bijzonder spannende samenwerking leidt omdat ze elkaar tot het maximum uitdagen.Spannend pianospel wisselt wonderschone zang af en houd het publiek op het puntje van de stoel.
Die Vier letzte Lieder
Frühling-September-Beim Schlafengehen-Im Abendrot
In 1946 kreeg Richard Strauss (1864- 1949) het gedicht Im Abendrot van Joseph von Eichendorff onder ogen. De Tweede Wereldoorlog was net voorbij en het leek er toen op dat ook Strauss’ rol in het muzikale leven was uitgespeeld. Niet alleen vanwege zijn hoge leeftijd, maar ook omdat zijn naïeve houding ten opzichte van het naziregime wereldwijd tot veel kritiek leidde.
In het najaar van 1948 kwam Strauss ertoe om Eichendorffs gedicht op muziek te zetten. In datzelfde jaar kreeg hij een bundel gedichten van Hermann Hesse toegestuurd. Vier hiervan wilde hij ook tot lied bewerken. Het werden er echter maar drie; aan de vierde was de componist nog bezig toen hij stierf.
Strauss componeerde de liederen in vijf maanden. De gedichten hebben een thematische samenhang en kunnen beschouwd worden als teksten van een mens in de herfst van het leven die terugkijkt.
Daarom kunnen de liederen ook beschouwd worden als het afscheid van de muziek van Strauss en zijn vrouw, de sopraan Pauline de Ahna. Het is zeer waarschijnlijk dat de componist haar stem in gedachten had bij het werken aan de liederen. Zij overleed binnen een jaar na haar echtgenoot. De Vier letzte Lieder zijn dus letterlijk en figuurlijk Strauss’ zwanenzang
Richard Strauss
Richard Strauss zag het levenslicht in 1864 te München en overleed te Garmisch in 1949. Reeds op vierjarige leeftijd kreeg hij zijn eerste pianolessen, vier jaar later nam hij ook de viool ter hand en schreef hij zijn eerste composities.
Als componist behoort hij tot de belangrijkste figuren uit de muziekgeschiedenis van de laat negentiende – vroeg twinigste eeuw. Hij was een laatromanticus die aanvankelijk typisch negentiende eeuwse genres als symfonische gedichten en muziekdrama’ s componeerde. Hoewel streng in de geest van Brahms opgevoed, kwam hij in 1885 onder de overheersende invloed van de muziek van Wagner te staan, een componist die, in tegenstelling tot Brahms, niet bepaald bekend stond om zijn eenvoudige melodieën.
Strauss was gedurende zijn hele leven geboeid door de menselijke stem, dit komt toch uitdrukking in de meer dan tweehonderd liederen die hij heeft gecomponeerd.
Aan het einde van zijn leven verraste hij vriend en vijand met die vier letzte lieder. Na zijn dood zette de uitgever van Strauss’ werken de vier liederen in de volgorde waarin ze meestal worden uitgevoerd: Frühling, September, Beim Schlafengehen en Im Abendrot.
De vier liederen krijgen vaak ten onrechte het stempel ‘treurig’, maar ze zijn eerder ‘melancholisch’, diep doorvoeld en doorleefd.
Hermann Hesse beschrijft in Frühling het wonder dat hij de duisternis heeft overleefd en de lente weer ziet terugkeren. Strauss benadrukt dat wonder door de sopraan bij de tekst ‘Wie ein Wunder’ de hoogste noot van de cyclus te laten zingen. In golvende melodieën is een loflied op de schoonheid van het voorjaar te horen, maar tegelijkertijd verwijzen de rijke klankkleuren en harmonieën al naar de volwassenheid van de herfst.
In het tweede lied September klinkt berusting over de onvermijdelijke komst van de herfst. In het orkest horen we de gouden blaadjes van de acaciaboom naar beneden vallen. De sopraan zingt lager dan in het eerste lied over de treurende herfsttuin. Aan het eind van het lied doet de zomer ‘zijn grote moegeworden ogen toe’. Er klinkt nog een langzame hoornmelodie en dan is het stil in de tuin.
Hesse schreef Beim Schlafengehen toen zijn vrouw overleden was. In het gedicht is de geest moe van de dag en verlangt naar de nacht – is dit een doodsverlangen? Ook het lied wordt gekenmerkt door een sfeer van diepe vermoeidheid en verlangen naar rust. De soloviool speelt een wiegenlied waarvan de melodie overgenomen wordt door de zangstem. ‘Und die Seele unbewacht, / Will in freien Flügen schweben, / Um im Zauberkreis der Nacht / Tief und tausendfach zu leben.’ Door de opgaande melodie en de verbreding in de strijkersklank gaat in de muziek de hemel open en ontstaat een gevoel van vrijheid en verheffing.
Doodsverlangen in een milde vorm, is ook terug te vinden in Im Abendrot. Bij het componeren zal Strauss twee oude mensen voor zich hebben gezien aan het eind van hun – mooie en zware – leven. Met moede ogen kijken zij naar een zonsondergang en vragen zich in de allerlaatste strofe af ‘Ist dies etwa der Tod?’ Strauss citeert hier uit eigen werk. De melodie is het ‘Verklärungs’-thema uit Strauss’ symfonische gedicht Tod und Verklärung – hiermee neemt Strauss symbolisch afscheid van zijn leven en werk.
De dood als contrapunt – Richard Strauss’ Vier letzte Lieder
. . singt da und dort Kontrapunkt Tod – Nelly Sachs* (In Nelly Sachs (1891-1970; Nobelprijs Literatuur 1966)
Verklaring-motief
Exegeten hebben erop gewezen dat Strauss – die rotsvast geloofde dat de dood een overgang was naar een andere vorm van leven: een transfiguratie oftewel Verklärung, in antwoord op de wat angstige vraag van de dichter in Im Abendrot- “Ist dies etwa der Tod?” – via de hoorn in het orkest heeft geantwoord met het motief uit Tod und Verklärung van zestig jaar daarvoor.
Zo vormen de Vier letzte Lieder van Richard Strauss diens vaarwel aan het leven en aan zijn werk – een afscheid vol triomf, en tevens zonder blijk van ontgoocheling of angst voor een verdwijning in het Niets.